Beste zoektochters,
Hierbij een geschiedkundig overzicht van Leuven doorheen de eeuwen, dit als voorbereiding op onze volgende zoektocht (d.d. 17 september 2011).
LEUVEN : geschiedkundig profiel
In de streek rond Leuven heeft men heel wat vondsten gedaan uit het Neolithicum.
In de preromeinse tijd behoorden deze contreien tot het verre grensgebied van de Nerviërs (in het Zuiden en het Westen) en de Eburonen (in het Oosten, langs de beide Maasoevers). De Dijle vormde een natuurlijke grens tussen de grondgebieden van beide Gallische volkeren. De Nerviërs werden onder Boduognat in 57 v. C. door de Romeinse veldheer Caesar aan de Samber verslagen. In 'De Bello Gallico' lezen we: "Caesar wilde goed laten zien dat hij stakkers en smekelingen met mededogen behandelde, en nam zorgvuldig maatregelen om hen te redden: ze kregen toestemming te blijven wonen op hun grondgebied en in hun steden". Ambiorix, koning van de Eburonen, bewerkte in 54 v. C. een opstand van de 'Belgae' tegen de Romeinse troepen. Hij wist ze uit hun legerplaats te lokken en te vernietigen, maar moest het beleg opbreken bij de nadering van Caesar. Ambiorix werd verslagen, maar bleef tot 51 v. C., met medewerking van zijn volk, een hardnekkige guerrilla voeren, waarbij hij voor Caesar ongrijpbaar bleef. Als represaille verwoestte Caesar het land van de Eburonen en roeide de gehele volksstam uit (53 - 51 v. C.).
In de Romeinse kolonisatieperiode (de eerste drie eeuwen na onze tijdrekening) was onze streek aangesloten op het Romeins verkeersnet (de heirbaan Tongeren - Asse). Aan de Romeinse overheersing dankten we toen een hoogstaand maatschappelijk en sociaal leven. Dit werd op het einde van de 3de eeuw abrupt afgebroken door de invallen van de Franken. Daardoor ging bijna de hele Romeinse beschaving verloren. In de vroege middeleeuwse periode speelden zich hier waarschijnlijk geen betekenisvolle gebeurtenissen meer af.
De Middeleeuwse periode van 800 tot 1600 is wel belangrijk voor de geschiedenis van Leuven.
Van de 9de tot de 12de eeuw evolueert het "graafschap Leuven" tot het "hertogdom Brabant". Het begint omstreeks 800 met de christianisatie van de autochtone, heidense bevolking. Heel wat kleine, houten kapelletjes worden opgericht in de kern van vaste nederzettingen. Het graafschap Leuven kwam toen geografisch vrij goed overeen met wat wij kennen als "het Hageland". De oudste burcht van de graven zou gestaan hebben op het eiland tussen twee Dijle-armen, waar zich nu het " Groot Begijnhof " bevindt. De vroegere benaming van deze plaats ("Aborg", een vervorming van Oudeburg) zet deze hypothese kracht bij. Het oudste geschreven document dat de naam van de stad vermeldt, dateert van 884. De oude burcht van LUVANIUM werd toen ingepalmd door de Noormannen, die via de Dijle diep in het binnenland infiltreerden voor hun plunderingstochten. In 891 werden ze echter door de Duitse koning Arnulf van Carinthië definitief verslagen nabij ditzelfde LOVON.
In de 11de eeuw voerde graaf Lambrecht I met de Baard een belangrijke expansiepolitiek naar het zuiden. Zo kon hij de aartsrivalen uit het prinsbisdom Luik op veilige afstand houden. Door huwelijk en erfenis kwam hij tevens in het bezit van het graafschap Brussel en het kerkelijk gebied Nijvel. Het graafschap Leuven kwam zo nagenoeg overeen met de provincie Brabant. De residentie van de graven werd overgebracht naar 's Hertogeneiland, een ander eiland in de Dijlevallei (op de plaats van de huidige 'O-L-Vrouw-ter-Predikherenkerk'). Omstreeks 1100 werd in Maas-Romaanse stijl aan de bouw van de Sint-Pieterskerk begonnen. De crypte ervan is nog steeds intact. De eerste steenlegging van de latere stad was meteen een feit.
In de 12de eeuw werd onder Godfried met de Baard het markgraafschap Antwerpen aan het graafschap Leuven toegevoegd, waardoor de oppervlakte van het grondgebied verdrievoudigde. Leuven bleef de hoofdplaats van het (sinds 1188) "hertogdom Brabant", ondanks de concurrentie van Brussel, Antwerpen en 's Hertogenbosch. De stad Leuven begon zich stilaan te ontwikkelen. De bouw van een eerste stenen omwalling is hier nog een stille getuige van.
De 13de en het begin van de 14de eeuw was in alle opzichten een gouden periode voor Leuven. Een logisch gevolg hiervan was het stijgend aantal inwoners. De Dijle vormde een belangrijke factor in de stedelijke ontwikkeling van Leuven. Vanuit de handelshaven (op de huidige Vismarkt) had men via de Rupel, de Schelde en de Noordzee een rechtstreekse verbinding met Engeland, Frankrijk, Spanje en Italië. Vooral de handelsbetrekkingen met Engeland verliepen opperbest. Wol van prima kwaliteit werd ingevoerd, laken, dichte zware stof, als afgewerkt product geëxporteerd. De lakenhalle is hier een weerspiegeling van. Aan die verstandhouding kwam omstreeks 1340 een einde, toen de Britten hun eigen lakenproductie begonnen te organiseren.
De sterke bevolkingstoename en de christelijke grondtoon van de toenmalige samenleving mondden uit in de bouw van nieuwe kerkgebouwen en twee begijnhoven. Heel wat kloosterorden kwamen zich nu te Leuven vestigen. Enkele stenen patriciërshuizen droegen ook bij tot de uitstraling van Leuven. De hertogen hadden intussen (in 1233) hun verblijfplaats op 's Hertogeneiland verlaten en trokken naar de veiligere en hoger gelegen 'Keizersberg'. Maar, door de economische bloei van Leuven ijverde het plaatselijke bestuur voor meer zelfstandigheid. Dit leidde tot strubbelingen met het centrale gezag, met als gevolg het vertrek van de hertogen en hun residentie naar Brussel (in 1267). Toch bleef Leuven nog bijna een eeuw de belangrijkste stad van Brabant. Maar het wegvallen van de lakenhandel, lagere lonen, werkloosheid, spanningen tussen gilden en ambachtslui, … lieten hun sporen na. Onlusten tijdens het laatste kwart van de 14de eeuw leidden tot verbanning van een massa wevers en ambachtslui en brachten Leuven mee aan de rand van de ondergang.
In de 15de eeuw kende de stad enige heropbloei. De stichting van de Katholieke Universiteit in 1425 was hier niet vreemd aan. De lakenhalle werd omgetoverd tot universiteitshallen. Het kloosterleven in Leuven kreeg een nieuwe impuls. Een korte opflakkering van de lakenhandel bracht ook op andere terreinen werkgelegenheid mee (leder, tapijt, bont, linnen, …). Op architecturaal vlak kregen we de "Brabantse hooggotiek". Maar schone liedjes duren meestal niet lang. Het einde van de 15de eeuw en de hele 16de eeuw beleefde Leuven een echt dieptepunt in zijn geschiedenis. In die periode kregen we ook nog de opstand van de Nederlanden tegen Spanje, samen met het opkomend protestantisme. Gelukkig bleef Leuven gespaard van de vernielingen van de beeldenstorm. Ook wist in dit rumoerig klimaat de universiteit stand te houden. Het inwonersaantal was intussen wel gedaald tot minder dan de helft van de 20.000 inwoners in de gouden periode.
In de 17de en 18de eeuw (onder Oostenrijks bewind) voltrok zich een langzaam herstel. Absolute prioriteit ging toen naar de landbouw, en later naar handel en economie. Brede, rechtlijnige steenwegen en een nieuwe vaart zorgden voor een grootschaliger en sneller transport. De barok drukte haar stempel op de burgerlijke architectuur, maar evolueerde later in onze meer rationeel denkende maatschappij naar functionaliteit en soberheid. Het neoclassicisme maakte komaf met de overdreven versieringen van de barok.
De al te liberale hervormingen van de Oostenrijkers mondden op het einde van de 18de eeuw uit in de "Brabantse omwenteling". De Franse Revolutie stelde een definitief einde aan de Oostenrijkse aanwezigheid. In de eerste jaren van de Franse bezetting kregen vooral de katholieke instellingen het hard te verduren. Dit leidde o.m. tot afbouw van de Katholieke Universiteit en oprichting van een staatsuniversiteit in haar gebouwen.
De industriële revolutie in de 19de eeuw bracht een accentverschuiving mee naar een maatschappij met massaproductie en pendelarbeid. De tweede stadsomwalling werd omgetoverd tot een verkeersring. Leuven werd aangesloten op het Belgisch spoorwegnet. De Vaart werd aangepast, zodat grotere schepen de haven konden bereiken. De brede en rechtlijnige Bondgenotenlaan (in contrast met de andere - middeleeuwse - kronkelende invalswegen) werd aangelegd. Een gevolg van dit alles was een enorme bevolkingstoename. De Universiteit nam in het 'onafhankelijke België' een nieuwe start. Kloosters kenden een wederopbloei (o.a. de benedictijnen op de Keizersberg). De neogotiek kende te Leuven een sterke uitstraling, zo sterk dat de "Art Nouveau" hier nauwelijks een kans gekregen heeft.
De twee wereldoorlogen waren dan weer een zware beproeving voor de Leuvenaars en hun gebouwenpatrimonium. Maar ook deze wonden werden, op enkele littekens na, langzaam maar zeker geheeld.
************************
(bron: GEOGIDS Leuven)
LEUVEN: Openluchtmuseum van architectuur.
Romaans: crypte (11de eeuw) van de Sint-Pieterskerk
Ringmuur 12de eeuw
Gotiek: stadhuis
gelijkvloerse verdieping van de hallen
Sint-Pieterskerk
Sint-Kwintenskerk
huizen “Limburg” en “van ’t Sestich”
Renaissance: Van Dalecollege
Barok: dekenij
Luiks college
Sint-Michielskerk
Rococo + Louis-stijlen + Classicisme: colleges: - St.-Anna
- Heilige Geest
- Konings
- Premonstreit
- Atrecht
- Hoge Heuvel
- Paus
Neo-gotiek: Amerikaans college
Neo-Vlaamse Renaissance: gevels « Oude Markt »
Moderne stijlen: H. Hartkliniek - OCMW-gebouwen
Rechtstreeks van Leuven afgeleid = naam van dorp “Lovenjoel”
Rond 980: als ‘Lovinion’ geschreven
In 1114: ‘Lovinium’
In 1183: ‘Lovengiul’
Betekenis van deze naam: “Klein-Leuven”
Veel leesgenot!
LeoPol.
---