zondag 3 juli 2011

Leuvens dialect: deel twee.




Ze zen e parrolleken on’t viere                          Ze zijn een praatje aan het maken

Da’s nen gatlunker                                          Dat is een voyeur

Ge meugt eu pollekes kisse                               Je mag van geluk spreken

Ge kint er nit up voetgon                                 Je kan er niet op rekenen

Z’emmen ons on’t woter gerakkordeid              Ze hebben bij ons het water komen aansluiten

Oë kost em ni gediere van den iksel                  Hij kon het niet uithouden van den jeuk

Kakke goo vei ’t bakke alwoot es den
ouven heet                                                      De dringendste zaken gaan voor alles

Z’aa giee plat struet verlieed                            Ze had helemaal niets uitgevoerd

Oë zal gieen akkoizje rateire                             Hij zal geen buitenkansje missen

Wa ston ze doo naa wei te feizele                      Wat zijn ze daar aan het fluisteren

Oë ’s wei zen kas on ’t upfrette                         Hij is weer aan het piekeren

Ze kan nemiee oeet de veute                             Ze is niet goed meer te been

Ze zen gefianseid                                             Ze zijn verloofd

Oë deut dat em van krummenoos komt             Hij houdt zich voor den domme

Mei da rappaj kinde bieeter nit te                       Met dat gemeen volk kan je beter niet te
deun hebbe                                                       doen hebben

Oë iee veil euresjans                                         Hij heeft veel geluk

Sèvves es’t wei koinkeskermis                          Zo dadelijk krijg je weer op je billen

Da’s doo getapesseid à la mistanflut                  Het is daar slecht/slordig behangen

Schrèft da moo up euven boeek                        Reken er maar niet op

Ge moet me zue ni pèssekweire                        Je moet zo niet aandringen

’T es e krawèlleg mènneke                                Het is een zenuwachtig kind

Ik vieeg dat on men polevieë                             Ik lap dat aan mijn laars

Nog zue nen duf en ’t es dunker                       Dat doet de deur dicht


En nog een toemaatje!
Een onfeilbaar dieet voor (getrouwde) mannen: nooit eten terwijl je vrouw spreekt.

P.S.:  Wie kan me vertellen van wie deze uitspraak komt?
Tot de volgende...

LeoPol.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten