Eindelijk weer wat nieuws onder de zon...
En dit heeft ook met Aalst te maken, met name "de bende van Jan De Lichte".
Maar hierover meer in een volgende aflevering.
Eerst een beetje warm stomen met een zestal bekende (of voor sommigen minder bekende) "roversbenden in Vlaanderen".
1.
Volgens het volksgeloof
waren de Bokkenrijders geesten, die op bokken door de lucht reden. Van
dit volksgeloof maakte een bende gauwdieven en inbrekers in met name
Zuid-Limburg gebruik, om de bevolking te beangstigen.[1]
Deze laatstgenoemde Bokkenrijders waren een bende rovers die in de 18e eeuw de Landen van Overmaas (het tegenwoordige
Nederlands Zuid-Limburg, Belgische Voerstreek en Land van Herve) evenals de
regio rond Luik, de gebieden vlak over de Duitse grens
en de Kempen onveilig maakten. De strooptochten waren
over het algemeen gericht tegen boerderijen en pastorieën.
2.
Ludovicus Baekelandt of
Lodewijk Baekelandt (
Lendelede,
17 januari
1774 -
Brugge,
2 november
1803) was een
Vlaamse roversbendeleider.
Baekelandt werd geboren in de Stinkputten te Lendelede, uit een
incestueuze
verhouding tussen Carolus Baekelandt en diens stiefdochter Anna-Maria De
Jaegere. Hij werd op zesjarige leeftijd (een jaar na het overlijden van zijn
vader) uitbesteed bij boeren uit de streek. Op jonge leeftijd verliet hij de
ouderlijke woonst, en tijdens zijn zoektocht naar een makkelijke manier om geld
te verdienen, ontmoette hij Mattheus Danneel. Baekelandt trok in bij Danneel en
samen smeedden ze plannen om door te stelen en te roven in hun levensonderhoud
te voorzien.
In 1799, een jaar na de afkondiging van de
bloedwet, ging Baekelandt als
vervanger het
Franse
leger in. Dit deed hij omdat hij er geld voor kreeg omdat hij daar vrijwillig
was. Hij dacht dat hij er op een gemakkelijke manier geld kon krijgen, maar al
snel kreeg hij problemen met de militaire tucht en orde. Twee jaar daarna, in
1801,
deserteerde
hij, tijdens een veldtocht naar
Oostenrijk,
in
Luxemburg.
Hij ging zich verstoppen in Het
Vrijbos van
Houthulst,
waar nog andere deserteurs zaten. Ze leefden diep in het bos, waar het bijna
ontoegankelijk was. Daar werden de meeste schanddaden voorbereid, en de buit
verborgen. Baekelandt werd leider van de bende die 33 leden telde: 25 mannen en
8 vrouwen.
Baekelandt en zijn bende hadden het vooral voor eten, geld, juwelen en
kleding. Ze werden op 19 maart 1802 gevangengenomen voor 22 misdrijven als
struikroverij,
diefstallen met inbraak en roofmoord. Ze werden gevangengezet in de kelder van
het Brugse Vrije op de burg in Brugge.
Op 3 augustus 1802 ging onder massale belangstelling het proces van start in
het Brugse gerechtshof. Meer dan honderd getuigen spraken in het nadeel van
Baekelandt. Toen op 6 december 1802 het proces afgelopen was had de jury 590
vragen beantwoord. Het vonnis was hard: 21 mannen en 3 vrouwen kregen de
doodstraf door onthoofding op het
schavot. Anderen werden veroordeeld tot 16 jaar ijzers en
anderen 16 jaar tuchthuis.
Op 2 november 1803 werd Baekelandt, samen met zijn kompanen, op de grote
markt van Brugge geleid. De ter dood veroordeelden droegen een rood hemd en hun
handen waren aan de rug gebonden.
3.
Het einde van de "Bende van Adegem".
Vrijdagnamiddag 17 december 1920.
Oscar Mercy en
Alfons Naudts,
de twee meest gezochte misdadigers van West- en Oost-Vlaanderen stapten
doodgemoedereerd van de trein van half zes.
Beide heren haastten zich rechtstreeks naar de woning van Naudts' broer,
gelegen aan de Oude Weg, niet ver van de spoorlijn.
Kamiel Naudts, de
broer van Alfons, schrok niet weinig toen hij beide spitsbroeders zo op hun
gemak zijn woning zag binnenkomen, ze werden immers opgespoord door zowat het
hele politiekorps omwille van hun vele en gevarieerde misdaden : roof,
diefstal, plundering, bendevorming en ... moord.
In ruil voor zijn eigen leven en dat van zijn gezin verschafte Kamiel de
twee onderdak en gaf hen te eten. Toch slaagde hij er ongemerkt in
veldwachter
Cauwels te verwittigen.
Mercy en Naudts waren immers naar Adegem afgezakt om wraak te nemen op
veldwachter Cauwels en
agent Doom. Beide heren waren de mening toegedaan
dat al het onheil dat hen de laatste maanden was overkomen enkel en alleen kon
toegeschreven worden aan deze twee Adegemse "dienders".
Cauwels liet er geen gras over groeien en verwittigde alle politieposten en
rijkswachtkazernes uit de hele omtrek. Het hele Meetjesland stond in rep en
roer: van alle kanten fietsten rijkswachters naar Adegem waar het huisje van
Kamiel Naudts dan ook rond 7 uur volledig omsingeld was. Familieleden en buren
werden in de grootste stilte van hun bed gelicht en naar veiliger oorden
overgebracht.
De belegering kon beginnen.
Even na zeven uur werden de booswichten gesommeerd zich maar zo vlug
mogelijk over te geven. Dit werd op hoongelach onthaald "Wilt ge ons
hebben, kom ons dan halen", riepen ze uitdagend terug. Enkele
revolverschoten, gevolgd door knetterend geweervuur van de gendarmes startten
een lange dag vol gevaren.
Enkele uren later probeerden procureur
Vander Straeten en officier
Van
Volsem het schuurtje waar beide booswichten zich hadden verschanst binnen
te dringen. Een regen van kogels floot hen echter om de oren zodat ze zich
onverrichterzake moesten terugtrekken.
Ondertussen had zich reeds een massa nieuwsgierigen om en rond de plaats van
het gebeuren verzameld zodat de aanwezige rijkswachters meer werk hadden met
het opdringerige publiek dan met de beide bandieten. Niemand was zich van enig
gevaar bewust.
Verdere sommaties tot overgave sorteerden geen enkel effect. Door de
gerechtelijke diensten werd koortsachtig gezocht naar een oplossing.
Ondertussen waren de politiekorpsen van Eeklo en Maldegem ook ter plaatse en
ook de Eeklose brandweer kwam opdagen. Gendarmen uit Gent waren op komst met
handgranaten en mitrailleurs. Het was ondertussen namiddag geworden. Een
loeiende wind en onophoudelijk neerplensende regen maakten alles niet
gemakkelijker. Ten einde raad besloot Vander Straeten het schuurtje waar de
twee belegerden zich bevonden in brand te laten steken en de heren uit te
roken. Tot vijfmaal toe mislukte de brandstichting. Eindelijk ging het
gebouwtje dan toch in de vlammen op. Vergenoegd wreef men zich reeds in de
handen, dra zouden de boeven hen als rijpe appelen in de handen vallen.
Helaas! Mercy en Naudts hadden zich weten toegang te verschaffen tot het
woonhuis! Toen er door een venster opnieuw naar de rijkswachters werd geschoten
wist iedereen meteen hoe laat het was.
Bevel werd gegeven om ook het woonhuis in brand te steken. Tussen de rook
door zag men de bandieten her en der proberen zich voor de vlammen in
veiligheid te brengen. Opeens kreeg
agent De Leeuw Mercy in het vizier,
legde aan en Mercy zeeg neer. Plots werd het stil. Het brandende huisje werd
bestormd Oscar Mercy lag zieltogend aan de deur, door twee kogels getroffen:
"Het schuim stand hem op den mond, de ogen puilden uit hunne kassen".
Enkele ogenblikken later overleed hij. Naudts, bedwelmd door de rook,
mankeerde verder niets: onder gejouw en getier werd hij in de wagen van
mijnheer
Standaert uit Balgerhoeke naar de Gentse Nieuwe Wandeling
overgebracht. Aan het Adegemse inferno was een tragisch einde gekomen, het
"Fort Chabrol" kon de legende ingaan en de "Bende van
Adegem" maakte Adegem doorheen heel Vlaanderen bekend!
4.
PUTTE - Flor Van
Vlasselaer publiceerde voor het jaarboek van de heemkundige kring 't Molenijzer
een historiek over de bende Nauwelaerts die na de Eerste Wereldoorlog vier jaar
lang de regio onveilig maakte door overvallen, diefstallen en moord.
De bende Nauwelaerts was een samenraapsel
van drie bendes met aan het hoofd Martinus Nauwelaerts. Er waren de bende
'Lender', de bende 'Bens' en de bende van Nauwelaerts of 'De Witte van den Do'
zelf.
'Je moet het kaderen in de periode net na de Eerste Wereldoorlog', vertel Flor
Van Vlasselaer die zich liet inspireren door de voorpagina van het Handelsblad
van 19/10/1924 waarin de misdaden van de bende paginagroot werden afgedrukt.
'Door een tekort aan zowat alles, vooral voedingsproducten, gingen sommige
mensen het halen waar het te halen viel. Vooral op het platteland waar geen
controle was. Het begon met kleine diefstallen zoals aardappelen, kippen,
varkens en eindigde met beroving en overvallen met geweld, waarbij af en toe
ook een dode viel.'
Vanaf 1918 tot 1922 zaaide de bende tot ver buiten de provincie Antwerpen angst
en leed onder de burgerbevolking. Maar nogal wat misdadigers kwamen uit Putte,
Keerbergen, Koninkshooikt of Berlaar.
In gerechtelijke kringen probeerde men alle middelen uit om de schurken te
pakken. 21 misdadigers werden opgepakt. Twee ontsnapten aan een veroordeling:
een was krankzinnig en de ander kon men niet grijpen.
Op 19 februari 1925 begon in het assisenhof van Antwerpen het beruchtste proces
dat er voor die tijd had plaatsgevonden. De bandieten werden met twee grote
celwagens naar het gerecht gebracht. Elke wagen was omgeven door een tiental
gendarmen.
Martinus Nauwelaerts die 90 misdaden, waaronder 48 berovingen, 26 inbraken, 9
gewone diefstallen, 2 moorden en 3 moordpogingen op zijn geweten had, werd ter
dood veroordeeld. Ook bendeleider Bens en twee anderen kregen de doodstraf.
Anderen kregen levenslange opsluiting of dwangarbeid. Slechts drie bendeleden
werden vrijgesproken.
5.
De
Bende van Pollet was een vier-koppige roversbende die in de jaren
1905 en
1906 talloze
diefstallen en
misdaden pleegde in Noord-Frankrijk. De bendeleden waren berucht om hun
wreedheden en moorden. De bende bestond uit de 34-jarige Abel Pollet, zijn
37-jarige broer Auguste Pollet, beiden uit
Hazebroek
afkomstig, en nog twee andere medeplichtigen; Théophile Derro en Canut Vromant.
Ze werden gearresteerd in 1906. Abel Pollet bekende meer dan 700 diefstallen en
4 geweldplegingen met dodelijke afloop. De bende pleegde onder meer de volgende
feiten:
- Te Locon werd de
80-jarige Lenglemetz gewurgd en zijn wederhelft voor dood achtergelaten.
- Te Calonnes werd een 78-jarige
gepensioneerde vermoord.
- Hun
laatste moord vond plaats op 19 januari 1906 om half twaalf 's avonds bij
de familie Lecocq te Violaines; het echtpaar van 81 jaar en hun dochter van
51 jaar werden op beestachtige wijze vermoord toen de bendeleden werden
betrapt bij een inbraak.
Op 4 juni 1908 werden ze naar een voorhechtenis van 2 jaar om 5 uur s'
morgens overgebracht naar het hof van Assisen van
Sint-Omaars
(Frankrijk). De vier bendeleden werden op 26 juni ter dood veroordeeld, ook al
stond men in Frankrijk destijds op het punt de
doodstraf af
te schaffen. Op 11 januari 1909 werden de bendeleden per
guillotine
geëxecuteerd. Meer dan zesduizend mensen woonden de terechtstelling bij.
Volgens een krantenartikel uit die tijd werd de orde tijdens de executie
gehandhaafd door 90 gendarmes te voet, 40 gendarmes te paard en nog eens 200
cavaleristen van het leger.
6.
De
Bende Van Hoe-Verstuyft was een roversbende die kort na de
Eerste Wereldoorlog verschillende
diefstallen en
roofmoorden
pleegde in de streek rond
Gent en
Brugge. De aanvoerders van de bende waren de broers
René en
Edmond Verstuyft,
Raymond Van Hoe en Jefken
den Oerenpoeper uit Melle.
Ontstaan
De bende ontstond in de nadagen van de Eerste Wereldoorlog. Het
voedseltekort in de streek rond Gent zette aan tot
smokkelen en
diefstal. Samen met de vervormde moraal van de jonge mannen die terugkwamen van
het front zorgde dit voor een goede voedingsbodem voor kleine en grote
criminaliteit.
De bende Van Hoe-Verstuyft ontstond in de herberg van Triphon Vandeputte op
de
Coupure in Gent. Hier leerden de bendeleden elkaar
kennen, en kwamen ze regelmatig samen.
Werkwijze
De bende opereerde voornamelijk op het aangeven van tips. Een tipgever
vertelde hen waar er geld of waardevolle goederen voorhanden waren, en
vervolgens trokken zij daarheen. Tijdens de diefstallen lieten zij zich
kenmerken door hun drieste werkwijze. Tegenstand of hulpgeroep werd meestal
beantwoord met moord. Tijdens de 36 misdaden die de bende ten laste werden
gelegd, werden dan ook 14 moorden gepleegd.
En zo kunnen we nog lang doorgaan...
Jan De Lichte zijn bende komt volgende keer aan de beurt.
Daarmee zitten we opnieuw in Aalst. Dit wordt dan een opwarming voor onze volgende zoektocht.
Groetjes.
LeoPol