Hierbij enige info over de spotnaam van de Tienenaars en de eerste stappen in het (moeilijke) Tiense dialect...
SPOTNAAM:
De spotnaam voor de inwoners van Tienen luidt: 'Tiense Kwèèkers'.
Deze spotnaam zou ontleend zijn aan een verhaal (waar of niet waar?)
dat in “L'étoile Belge” van 31 mei 1885 werd gepubliceerd. Met
het nodige voorbehoud dus...
Vroeger was het de gewoonte om tijdens de Pinksterviering in de kerk
een witte duif los te laten als symbool voor de Heilige Geest. Maar
in dat jaar vond de koster geen witte duif. Hij besloot dan maar om
een jonge eend te laten vliegen vanaf het doksaal. Een tamme eend kan
echter niet vliegen en naar verluid zou het dier luid kwakend de
misviering hebben verstoord...
Aanleiding genoeg om de Tienenaars (die bovendien de Heilige Geest
vergeleken met een eend) vanaf dan 'Tiense Kwèèkers' te noemen.
En dan de eerste les 'Tiens dialect'!
Tienen, mén saaikerzujte schoeën stad!
Bé heur toures, heur haaze èn heur minse,
'ch hèm ter altêêd en boeënke veur g'had.
Béëter kan ich mich – ècht wooër – ni winse!
(Luc Lambrecht – redactie “welkom in Tienen”)
(Merk je ook wat Limburgs in dit dialect?)
Zoete groetjes,
LeoPol