Uit “Het
sierlijke bestaan van steden”: gedichten
van Anton Van Wilderode.
Die van
Aalst: een liedje.
Ruik je de lente
riek je de
Dender
geuren van
prilte
en van verval,-
Aalst
zienderogen
waaks en
bewogen,
nauwelijks
stilte
vóór Karnaval!
Zie je de zomer
boven de bomen
zachtere
klaarten
van overal,-
Aalst van de
blijde
festiviteiten
tenten en
taarten
van Karnaval!
Hoor je de
blinde
wind van de
winter
jachtsneeuw met
vlagen
en regenval,-
Aalst, voor
twaalf weken
eerlijk
bezweken,
aast op de dagen
van Karnaval!
In een volgende aflevering gaan we een heel andere (verrassende?) toer op.
Groetjes
LeoPol